maandag 9 december 2013

Olijfje

We zijn in het gelukkige bezit van een aantal fruitbomen, als je van bezit mag spreken in deze. Laat ik zeggen we hebben het vruchtgebruik van deze bomen, ik vind dat je natuur niet echt bezit. Ik zie ze als kinderen, die heb je wel maar je bezit ze niet. Ik zie dan ook wel wat overeenkomsten je kan ze verwaarlozen of verwennen. Als je ze goed (op)voedt krijg je er ook wat van terug maar nooit zonder liefde, aandacht en arbeid. We hebben het gebruik van div. bomen zoals de tamme kastanje, pruimen, peren, appel, vijgen, manderijnen en olijven, deze laatste heeft nu onze aandacht nodig (November). Tien olijfbomen is niet bijzonder veel, net tussen mal en dwaas, eigenlijk te weinig voor olie en teveel voor de inmaak. Net als mijn kinderen net teveel voor één paar en zeker te weinig voor een elftal. De vorige keren heb ik me er van afgemaakt om een aantal olijven te plukken voor de inmaak en de rest laten hangen waar ze hingen.
Ik heb toch ook niet alle eitjes van mijn partner bevrucht.

Dat ging dit jaar niet op omdat de grote motivator (Ingrid) zich er mee ging bemoeien. We gaan ze gewoon allemaal plukken was haar mening. Ik stribbelde tegen met het argument dat het te weinig oplevert voor de olie en dan derhalve teveel werk voor niets is. De vrouwenslimmigheid komt dan om de hoek kijken "Ik doe het wel alleen hoor” was haar verweer. Nee ik vind de ingemaakte olijven prima en leuk om te doen dus ik wil wel plukken maar voor olie heb je er zoveel nodig!
Het weer is nog uitstekend wat de pluk een stuk aangenamer maakt. Het wordt een soort van gezellig om in een boom te hangen met het gevaar dat je zelf als een rijpe vrucht naar beneden lazert. Een gouden tip van iemand die ook veroordeeld is tot het leven in Portugal was het gebruik van een paraplu. De meeste bomen staan namelijk op een helling dus was het gebruik van netten onder de boom ook niet direct een uitkomst.
De paraplu werd uitgestoken om iets op te vangen in plaats van iets tegen te houden en het werkte als een speer. Boom na boom werd gestript en dat leverde veertig kilo olijven op, een schijntje te weten dat het minimum om te persen vijftig kilo moet zijn. Doch Ingrid was vastberaden om ze te laten persen. Zo de ton was gevuld en nu was het een zaak van laten persen in een olijvenpers-coöperatie die dienst deed voor diverse dorpen in onze buurt.
Ik had er geen hoge pet van op, ik had het gevoel dat ze ons zouden uitlachen en was derhalve niet zo kien om de olijven aan te bieden maar Ingrid had er maling aan "Als het niet goed is neem ik ze toch weer mee terug” was haar verweer en daar was niets tegen in te brengen.

Aangekomen bij het olijvenpersgebeuren bekroop mij toch weer het gevoel van wat komen we hier doen met ons tonnetje, temeer omdat dat beeld versterkt werd door een vrachtwagen die op het terrein stond geparkeerd met wel duizend kilo olijven en nog wat pick-ups waarvan de laadbak ook met vijftig kilo zakken uitpuilde.


Ik parkeerde mijn auto een beetje achteraf om zo snel mogelijk weg te kunnen rijden als die olijfpersmannen ons beginnen uit te lachen. Maar Ingrid had geen enkele gêne en stiefelde zo langs de wachtenden naar binnen. Schoorvoetend volgde ik haar, een man of vijf stonden te wachten en sigaretten te roken, één man was de pers aan het vullen met de vijftig kilo zakken. Toen hij ons binnen zag komen liet hij het werk in de steek en vroeg ons hoe hij van dienst kon zijn? Ingrid gaf hem te kennen dat ook wij een olijvenoogst hadden, die we in de auto hadden staan. Zonder te dralen ging hij met ons naar de auto, ik liet hem smalend de ton zien met zo’n gezicht van "ach man zij wilde het zo graag”. Hij gaf me het commando om mijn auto vooraan te zetten zodat we de ton niet zo ver moesten dragen en intussen ging hij terug aan het werk. Ik bleef nog voorzichtig om niet te gretig te reageren om met de ton naar binnen te gaan. Ik had het vermoeden dat hij die rokende vijf man had voorbereid met de woorden; "Als die Hollander zijn ton binnen zet moeten jullie gaan lachen".
Niets van dat alles was waar. Hij ging in overleg met Ingrid om te vertellen wat de procedure was en merkte dat we niet alles direct begrepen waarop hij iemand uit de perserij erbij riep om ons in het Engels te informeren. Het kwam er op neer dat vijftig kilo het minimum was. Ik trok een triomfantelijk gezicht naar Ingrid en dacht "Ik heb nog zo tegen je gezegd" maar de man vervolgde zijn betoog, als je minder aanbiedt dan het minimum voegen wij daar olijven van een ander aan toe en zo delen jullie het verschil later in olie. Onze olijven werden gewogen en de rest van de klanten moesten maar even wachten daar hebben ze hier geen moeite mee, vrachtwagen vol of niet. Naam en adres achterlaten en morgen konden we om onze olie komen!

De man die Engels sprak kreeg er plezier in om met ons Nederlanders een babbeltje te houden en vroeg ons het ei uit ons gat. De olieperserij werkt maar een paar maanden maar wel iedere dag, Het is een beetje zoals onze bietencampagne in Nederland.
Hij gaf te kennen dat hij in het zomerseizoen een café/bar uitbaatte in de kustplaats Figuero de Foz, tachtig kilometer bij ons vandaan en daar diverse soorten bier verkocht en dat is vrij uitzonderlijk hier in centraal Portugal. Jawel nu kwam hij op mijn terrein "bier" daar weet ik alles van daar ben ik vaak genoeg beschonken van geweest. Ik liet hem wat biermerken noemen, er waren merken bij die ik ook zo zou uitspreken als ik er eerst teveel van gedronken had maar het stemde mij tot tevredenheid ik moet hier in Portugal niet kieskeurig zijn. Ik beloofde hem een fles Belgisch bier als we om de olie zouden komen.
Het bleek een schot in de roos te zijn hij was de volgende dag verguld met zijn presentje en we kregen een hele tour en uitleg door de olieperserij.
Onze olijfolie stond klaar in een plastic kan met onze naam en adres er op.


Op de vraag wat de kosten waren werd ik uiteindelijk toch uitgelachen "beschouw het maar als een presentje van mij" zei de oliepersman.


Gratis! dan is ook mijn olijfje weer tevreden met haar popeye.



Groetjes Ferrie